Les 7

Theorie

  • Het kan voorkomen dat een i of een u voor of na een andere klinker geen j of w wordt. Dit is vaak zichtbaar doordat een van de klinkers dan een klemtoonteken heeft. Dus: 'rió' wordt uitgesproken als 'rio' en 'vio' wordt uitgesproken als 'bjo'.
  • Een Spaanse vraagzin begint met een '¿' en eindigt met een '?'. Een Spaanse uitroepzin begint met een '¡' en eindigt met een '!'.
  • De komma wordt in het Spaans weinig gebruikt.
  • Een klemtoonteken wordt soms gebruikt om onderscheid te maken tussen twee woorden van 1 lettergreep: 'mas' = 'maar', maar 'más' = 'meer'.
  • Het Spaans heeft twee werkwoorden voor 'zijn': 'ser' en 'estar'. Welke van de twee gebruikt moet worden, is vrij ingewikkeld. Globaal kun je aanhouden dat 'ser' gebruikt wordt om een eigenschap aan te duiden en 'estar' om een toestand aan te duiden. Dus bij 'Ik ben Nederlander' wordt 'ser' gebruikt en bij 'Ik ben in Nederland' wordt estar gebruikt.
  • De werkwoorden 'estar' en 'ser' zijn beide onregelmatig. Hier volgen de vormen van 'estar' die onregelmatig zijn. De overige vormen zijn regelmatig.
    • Tegenwoordige tijd: estoy, estás, está, estamos, estáis, están
    • Verleden tijd indef: estuve, estuviste, estuvo, estuvimos, estuvisteis, estuvieron.

Geluidsopname 14, bevat deze vervoegingen.

Bijbeltekst

Numeri 6:24
  • De Heere zegene u, en behoede u!
  • El Señor te bendiga, y te guarde.
  • In plaats van 'El Señor' staat hier in de Reina Valera: 'Jehová'. Het gebruik van dit woord is in Latijns Amerika echter zeer ongebruikelijk.
  • Señor = Heer / te = je / bendiga = zegene / guarde = behoede.

Geluidsopname 15, bevat deze tekst.

 

Idioom

Voegwoorden:

want/omdat = porque
maar = pero/mas
en = y (al bekend)
Voorzetsels
met = con
in = en (al bekend)
naar = a (al bekend)
tussen = entre

In het internetcafé

de computer = el computador (l.a.)
het toetsenbord = el teclado
de muis = el ratón
het apenstaartje = la arroba
het beeldscherm = el monitor
het internet = la internet
de email = el correo electrónico

 

fruit

de appel = la manzana
de sinaasappel = la naranja (zelfde woord als 'oranje')
de peer = la pera
de kers = la cereza
de grapefruit = la toronja/el pomelo
de ananas = la piña
de banaan = la banana (l.a.)
de meloen = el melón
de watermeloen = la sandía
regelmatige werkwoorden
kopen = comprar
verkopen = vender
kijken = mirar

 

zinnen

De bananen zijn tussen de ananassen en de sinaasappels. = Las bananas están entre las piñas y las naranjas.
Was de computer in het huis? = ¿Estuvo el ordenador en la casa?
Hij heeft een hamer met spijkers gekocht. = Ha comprado un martillo con clavos.

Geluidsopname 16, bevat deze woordenlijst.